In Nederland wordt het als normaal beschouwd: zodra je eindexamen gedaan hebt, wil je op jezelf wonen. Studeren in een andere stad, op kamers gaan, vrijheid proeven. Jongeren trekken massaal uit het ouderlijk huis zodra ze achttien of negentien zijn, al is het maar een studentenkamer van twaalf vierkante meter met gedeelde badkamer. Maar hoe vanzelfsprekend dat ook lijkt in de Nederlandse context, in veel andere landen is dat gedrag ronduit uitzonderlijk. Volgens socioloog Liesbeth Nieuwenhuijzen is het haast een cultureel dogma: “Zo snel mogelijk uit huis na de middelbare school is uniek voor de Nederlandse cultuur.”
Een internationale vergelijking: Zuid-Europa versus Nederland
Wie de situatie in Zuid-Europese landen bekijkt, zoals Spanje of Italië, ziet een heel ander patroon. Daar wonen jongeren veel langer thuis. Het is heel gebruikelijk dat mensen pas op hun dertigste of zelfs later het ouderlijk huis verlaten – vaak pas als ze gaan samenwonen met een partner of samen een huis kopen. In veel gevallen wonen jongvolwassenen zelfs nog bij hun ouders als ze al werken, een serieuze relatie hebben of kinderen krijgen.
Deze cultuur is diepgeworteld. Wonen bij je ouders wordt niet gezien als een teken van afhankelijkheid, maar als iets vanzelfsprekends, soms zelfs wenselijks. Ouders voelen zich verantwoordelijk voor hun kinderen tot ze écht hun eigen leven kunnen opbouwen – met vaste baan, relatie en stabiel inkomen. En kinderen voelen op hun beurt geen haast om het nest te verlaten als daar geen noodzaak voor is.
Waarom dan die Nederlandse haast om het huis uit te gaan?
In Nederland heerst een andere opvatting over volwassen worden. Zelfstandigheid staat centraal in de opvoeding. Zodra jongeren de middelbare school afronden, wordt verwacht dat ze hun eigen weg gaan. De studiefinanciering, het leenstelsel en het ruime aanbod van studentensteden hebben deze trend lange tijd versterkt. Ook de inrichting van het hoger onderwijs speelt een rol: universiteiten en hogescholen zijn verspreid over het hele land, waardoor veel studenten naar een andere stad trekken.
Het snel op eigen benen staan wordt in Nederland gezien als een belangrijk onderdeel van persoonlijke ontwikkeling. “Je moet leren koken, wassen, je financiën regelen,” zegt Nieuwenhuijzen. “Dat hoort erbij. En als je op je twintigste nog thuis woont, krijg je al snel rare blikken.”
Culturele vanzelfsprekendheid versus woonrealiteit
Maar inmiddels botst die culturele verwachting met de woonrealiteit. De woningmarkt zit muurvast, huurprijzen rijzen de pan uit, het aanbod van betaalbare studentenkamers is schrikbarend klein. Jongeren die ‘gewoon’ op kamers willen of een starterswoning zoeken, vissen vaak achter het net. En toch blijft de maatschappelijke druk om zo snel mogelijk uit huis te gaan onverminderd groot.
In Zuid-Europa werkt het omgekeerd: de woningmarkt is vaak net zo moeilijk, maar de sociale druk om uit huis te gaan is veel kleiner. Daardoor blijven jongeren langer bij hun ouders wonen, sparen ze geld en hebben ze meer tijd om een stabiele basis op te bouwen.
Gevolgen voor Nederlandse jongeren
Deze culturele neiging om jong het huis uit te gaan, maakt Nederlandse jongeren kwetsbaar op een oververhitte woningmarkt. Waar Zuid-Europese jongeren een buffer kunnen opbouwen terwijl ze thuis wonen, staan veel Nederlandse jongeren vanaf hun achttiende al op een wachtlijst voor een huurwoning, of belanden ze in tijdelijke constructies zoals anti-kraak of onzekere huurcontracten. Het gevolg: onzekerheid, stress en financiële kwetsbaarheid.
Daarnaast is het lastig om kapitaal op te bouwen. Spaargeld verdwijnt in hoge huurprijzen, studieleningen stapelen zich op, en de mogelijkheid om ooit een huis te kopen wordt steeds kleiner. Terwijl de culturele druk om zelfstandig te zijn onverminderd blijft bestaan, komen veel jongeren in een langdurige situatie van semi-afhankelijkheid terecht: ze wonen ‘zelfstandig’, maar hebben geen echte basis.
Moeten we onze culturele bril afzetten?
De vraag is dan ook of Nederland haar culturele opvattingen over volwassenheid moet herzien. Is het wel zo vanzelfsprekend dat iemand van achttien al op eigen benen moet staan? Of zou het juist verstandig zijn om, net als in Zuid-Europa, meer ruimte te bieden voor een langere overgangsperiode tussen jeugd en volwassenheid?
Daarbij moet ook gekeken worden naar de inrichting van de samenleving: van studiefinanciering tot de woningmarkt, van sociale verwachtingen tot de rol van ouders. Misschien is het tijd om de haast wat los te laten en jongeren meer mogelijkheden te geven om in hun eigen tempo zelfstandig te worden – zonder daarbij direct in een woningcrisis terecht te komen.
Conclusie: een culturele realiteitscheck
Wat in Nederland als normaal wordt gezien, is in veel andere landen juist de uitzondering. De drang om vroeg zelfstandig te zijn is diepgeworteld in onze cultuur, maar vormt inmiddels een risico voor jongeren die te maken krijgen met een woningmarkt die hun tempo niet kan bijbenen. De vergelijking met Zuid-Europa maakt duidelijk dat volwassenheid vele gezichten kent – en dat culturele vanzelfsprekendheden soms opnieuw bekeken moeten worden, zeker als de omstandigheden drastisch veranderen.
💬 Heb je een specifieke vraag over het kopen van een woning in het buitenland? De informatie op deze website is algemeen, maar jouw situatie is uniek. Stuur gerust een e-mail naar info@affidata.nl – ik help je graag verder!